Culthelden

Er waren van die spelers die een plek veroverd hebben in het hart van elke Feyenoord supporter door hun sympathieke karakter of opmerkelijke gedrag. Vaak waren het ook gewoon hele goede voetballers en op basis daarvan alleen al het herinneren waard, maar culthelden leven toch vooral voort in de collectieve herinnering van het legioen vanwege hun markante persoonlijkheid.

Jozsef Kiprich (1989-1995)

De Feyenoord cultheld bij uitstek is uiteraard Jozsef Kiprich, de ‘tovenaar van Tatabanya’. De ultiem sympathieke spits wist de geest van Kindvall weliswaar niet uit de Kuip te verjagen, maar veroverde wel de harten van de supporters. Kiprich wisselde briljante momenten, zoals zijn slalomdoelpunt tegen MVV en zijn Madjer-hakje tegen Cambuur, af met wedstrijden waarin hij volstrekt onzichtbaar was. In het kampioensjaar 1992/1993 scoorde de Hongaarse antiheld, die dat jaar aanvankelijk buiten de basis werd gehouden, 18 doelpunten. Kiprich won ook vier KNVB-bekers.

Mike Obiku (1992-1996)

De Nigeriaanse cult-speler Mike Obiku werd door voorzitter Jorien van den Herik opgeduikeld tijdens een bezoek aan belastingsparadijs Cyprus. De spits veroverde nooit echt een vaste plek in de basis, maar zijn glimlach werd er niet minder breed om. Hij maakte zich onsterfelijk met zijn ‘sudden death’ bekerdoelpunt in Amsterdam, maar ook de bebloede handen die hij opliep toen hij, bij het vieren van een doelpunt, tegen Willem II het hek beklom en in prikkeldraad greep zullen velen nooit vergeten. Obiku gooide ook ooit na een goal zijn shirt in het publiek, terwijl de wedstrijd nog niet voorbij was (die trofee moest dus door de gelukkige vanger worden teruggegooid).

John de Wolf (1989-1994)

Als er ooit in letterlijke zin een cultus is ontstaan rond een Feyenoord-speler, dan is het wel rond deze onverzettelijke centrale verdediger. Niet alleen het kapsel en de stoppelbaard vonden in Rotterdam grif navolging, er was zelfs iemand die een levensgrote beeltenis van De Wolf op zijn rug liet tatoeëren. De eind jaren tachtig van FC Groningen overgenomen speler begon zijn Feyenoord-carrière met een zware blessure, maar groeide na zijn comeback uit tot het icoon van de wederopstanding begin jaren negentig. Hij was de natuurlijke leider van een team dat op strijdlust en inzet vier bekers en een landskampioenschap wist te veroveren.

Mario Been (1982-1988)

Mariodonna, zoals hij na een fabuleus doelpunt op het legendarische Jeugd-Wereldkampioenschap van 1983, werd gedoopt, was binnen de selectie jarenlang de grootste clown en het grootste talent tegelijk. In 1984 werd hij verkozen tot Nederlands talent van het jaar. De hoop in bange dagen kon zijn belofte uiteindelijk echter nooit helemaal inlossen, mede omdat de carrière van Been samenviel met de neerwaartse spiraal waarin Feyenoord zich in de jaren tachtig bevond. In 1988 vertrok de Rotterdamse lefgozer naar Pisa (ook redelijk cult natuurlijk).

Paul Bosvelt (1997-2003)

Deze laatbloeier kwam pas op 27-jarige leeftijd bij Feyenoord terecht, maar groeide al snel uit tot de meest populaire speler van zijn generatie. Bosvelt was aanvoerder en aanjager van het team dat in 2002 op heroïsche wijze de UEFA-Cup won. Hij had daarvoor, samen met o.a. Kees van Wonderen en Julio Cruz, in het seizoen ’98/’99 ook al een landskampioenschap gewonnen. Bosvelt was een dynamische centrale middenvelder, die een enorme inzet koppelde aan diepgang en scorend vermogen. ‘He’s here, he’s there, he’s fucking everywhere. Paultje Bosvelt, Paultje Bosvelt’, zongen de fans als Bosvelt weer eens als een wervelwind over het veld jaagde. Hij dankte zijn populariteit echter bovenal aan zijn sympathieke karakter.