De toekomst lachte Wim Rijsbergen toe in de zomer van 1974. In zijn tweede seizoen als basisspeler had de tweeëntwintigjarige verdediger met Feyenoord de UEFA Cup en het landskampioenschap gewonnen. Zijn sterke spel voor de Stadionclub had hem, als klap op de vuurpijl, een plek in het Nederlands Elftal opgeleverd dat in Duitsland met fantastisch spel de finale van het Wereldkampioenschap Voetbal bereikte. Topclubs meldden zich voor het talent.
Wat hij niet kon voorzien was dat die zomer, achteraf bezien, het hoogwaterpunt van zijn carrière zou blijken. Rijsbergen: “In 1974 hadden we een mooi seizoen, maar eigenlijk werd het hier steeds minder. Op het veld deden we ons best, maar zoiets moet van twee kanten komen. Feyenoord was te zuinig, het management zorgde niet voor een selectie waarmee je kon strijden. De club wilde jarenlang voor een briefkaart op de eerste rij zitten.”